Het instellen van de staafdoorvoer bestaat uit de volgende werkzaamheden:

Draaimachine instellen:

• Installeer de juiste spilvoering voor uw toepassing.
• Stel de juiste werkstukopspanning voor een toepassing met staafdoorvoer in.

Staaf instellen:

• Laad het staafmagazijn.
• Pas de hoek van de laadlade aan (indien nodig).
• Pas de hoogte van de overbrenglade aan voor de staafdoorlaat.
• Installeer de juiste duwstang.
• Stel de variabelen in voor de staafdoorvoer.

1. laadlade
2. Duwstang
3. Handgreep insteldeksel
4. Opslag duwstangen
5. Laadmechanisme
6. Instelwiel van de overbrenglade
7. Vrijgeefpedaal
8. Opslag spilvoeringen
9. Staafduwer

Positie Doorvoer/Automatisch: Dit is de normale bedieningspositie van de staafaanvoer. U kunt een beweging van de staafaanvoer opdragen met een lagere snelheid terwijl het deksel open staat. In deze positie kunt u uw toepassing met staafdoorvoer instellen, de hoogte-uitlijning van de lade controleren en instellen en uw bewerking uitvoeren.

Positie Vergrendeling/Draaimachine instellen: Trap het vrijgeefpedaal [1] op de voet in en duw dan de staafaanvoer terug. Deze modus schakelt alle bewegingen van de staafaanvoer uit. Wanneer de staafaanvoer in deze positie staat, heeft u op een eenvoudige manier toegang om spilvoeringen te wissen, de koelmiddelopvanger te reinigen, of om andere werkzaamheden aan de draaimachinespil uit te voeren.

Voor toepassingen met staafdoorvoer is een terugtrek-spantang nodig. De staafaanvoer houdt de duwstang op zijn plaats, terwijl de trekbuis van de draaimachine opspant. Als de spantang het staafmagazijn niet tegen de duwstang trekt als de trekbuis opspant, kan er een afwijking in de lengte zijn en kan nauwkeurigheid niet worden gegarandeerd.

Opmerking: Uw spantang moet ook een afgeschuinde ingang hebben om de staaf soepel door te voeren.

[A] Spantang losgeklemd

[B] spantang geklemd

[1] Afgeschuinde spantanginvoer

[2]Pneumatische spantangsluiter

[3]Spantang

[4]Staafmagazijn 

Raadpleeg de handleiding voor de operator van draaimachines en de documentatie die bij uw werkstukopspanning is geleverd voor installatie-instructies.

Controleer of de staven die u gebruikt geschikt zijn voor uw instelling:

• Test de passing van het staafmagazijn in de spilvoering. De voering moet goed aansluiten, maar moet groot genoeg zijn om de staaf ongehinderd door te voeren. Gebruik indien nodig een andere voering.
• De minimale staaflengte bepalen: Meet de ruimte tussen het uiteinde van de overbrenglade en de spilvoering van de draaimachine. Vermenigvuldig deze meting met 2.25. Elke staaf moet ten minste zo lang zijn als de uitkomst. Als bijvoorbeeld de afstand tussen het uiteinde van de overbrenglade en de draaimachinespil 6.75" (171 mm) is, moet elke staaf minimaal 15.2" (386 mm) lang zijn.
• Het staafmagazijn moet recht zijn.
• Zorg voor een afschuining aan het leidende uiteinde van de staaf zodat deze in het begin beter wordt ingevoerd. Het leidende uiteinde van de staaf mag geen scherpe randen hebben.
• Het staafmagazijn moet recht zijn aan het uiteinde dat contact maakt met de duwstang om uitsteken of lengtevariatie te voorkomen.
• Het staafmagazijn mag niet buiten de spilvoering steken.
• Zware staafmagazijnen met een grote diameter moeten korter zijn dan 36" (813 mm).
• Het is een goede gewoonte om de staven schoon te vegen voordat u deze laadt. De voering slijt sneller door vuil en restafval en kan ook vast komen te zitten in de voering.

Laad de staven, een voor een, in de laadlade in een enkele laag. Duw kortere staven richting de draaimachine. Zorg ervoor dat de staven niet kunnen opstapelen. Als de staven over elkaar rollen tijdens het laden, stelt u de laadlade in op een vlakkere hoek.

Voorbeeld staaf laden. Lijn de leidende uiteinden van de staven uit met de rand van de lade. [1] Stapel de staven niet op[2].

De overbrenglade biedt het staafmagazijn een pad dat in de draaimachinespil gaat. Toen uw staafaanvoer werd geïnstalleerd, heeft de onderhoudsmonteur de hoogte van de staafaanvoer uitgelijnd met de draaimachinespil binnen het instelbereik van de overbrenglade. Met de procedure verhoogt of verlaagt u de overbrenglade op basis van de staafdiameter.

1. Druk op [EMERGENCY STOP] (noodstop) op de draaimachine.
2. Zet de staafaanvoer in de positie Doorvoer/Automatisch.
3. Plaats een stuk staaf in de overbrenglade.
4. Stel de hoogte van de overbrenglade in met het wiel. Draai het wiel rechtsom om de lade omhoog te brengen en linksom om deze omlaag te brengen. Wanneer u de hoogte van de overbrenglade instelt, beweegt u met de hand de staaf in de spilvoering. Pas de hoogte van de overbrenglade aan tot de staaf ongehinderd in de voering glijdt.
5. Controleer of de spantang is ingesteld op de diameter van de geladen staaf:
6. Schuif, met geopende spantang en de spil gestopt, met de hand de staaf in de spilvoering en de spantang en controleer de uitlijning, op vastlopen en of andere delen niet worden gehinderd.
   
7. Verwijder de staaf en plaats deze in de laadlade.

De staafaanvoer wordt geleverd met duwstangen met een diameter van 3/4" en 3/8". Gebruik de 3/8" duwstang voor alle ronde materialen waarvan de diameter kleiner is dan 0.8" (20 mm). Gebruik de 3/4" duwstang voor materialen met een diameter van minimaal 0.8" (20 mm).

Waarschuwing: Gebruik de 3/8" duwstang niet om staven te duwen met een diameter groter dan 0.8". De duwstang kan buigen.

De duwstang aanpassen:

1. Druk op [EMERGENCY STOP] op de draaimachine. Open het insteldeksel.
2. Schuif aan de draaimachinekant van de duwstang de bushouder[1] weg van de duwstang.
3. Trek aan de andere kant van de duwstang het houderblad[2] van het houderblok.
4. Verwijder de duwstang en de bus. Voer deze procedure in omgekeerde volgorde uit om de andere duwstang te installeren.
5. Bewaar de duwstang en de bus die u niet gebruikt onder het insteldeksel.
6. Sluit het deksel en reset [EMERGENCY STOP] (noodstop) om verder te gaan met bewerkingen.

Druk op [CURRENT COMMANDS] en ga naar de pagina van de staafdoorvoer op het tabblad Apparaten.

1. Voer de lengte in van de langste staaf die zal worden gebruikt.
2. Voer de waarde in van het afsnijvlak tot de gewenste uiteindelijke duwlengte (D).
3. Voer de waarde in van de initiële duwlengte (F).
4. Voer de minimale inspanlengte of resterende lengte (G) in. Zorg ervoor dat u voldoende lengte overhoudt om het stuk veilig in de klauwplaat vast te houden.
5. Voer het maximale aantal werkstukken in dat moet worden uitgevoerd. Voer een waarde van 0 in voor onbeperkte stukken/staven.

Gebruik de pijl-omlaag om tussen de stappen te navigeren.

1. Druk op [F2] om het staafmagazijn te laden en te meten. Zorg dat slechts één staaf wordt geladen.
2. Pas de hoogte van de overdrachtlade aan zodat het materiaal soepel in de spilvoering schuift.
3. Druk op [F3] om het staafmagazijn naar de klauwplaat te verplaatsen.
4. Druk op [HANDLE JOG] en torn de staaf naar het oppervlak van de klauwplaat.
5. Trap op het voetpedaal om de klauwplaat te klemmen.
6. Druk op [F4] om de positie van het klauwplaatoppervlak in te stellen en het staafmagazijn naar de oorspronkelijke duwlengte in te stellen.

Druk op de knop [RECOVERY] voor toegang tot de herstelmodus van de staafdoorvoer.

In het vak Status staaf laden wordt de positie van de duwstang weergegeven. Als het een onveilige positie weergeeft, gebruikt u de cursorpijlen omhoog/omlaag om de lader op zijn positie te zetten.

Gebruik zo nodig de andere functieopdrachten.

EOB-schakelaar Kalibratie hoeft alleen te worden uitgevoerd bij de eerste installatie of als de EOB-sensor, startpositieschakeaar of trolley worden gedemonteerd of vervangen.

Korte staven bewerken:

1. Open de deur van de staafdoorvoer en plaats de korte stavenkorte staaf op de laadlade. Zorg ervoor dat de staaf lang genoeg is zodat minimaal twee van de grijparmen de staaf kunnen oppakken. Als dit niet het geval is, wordt de staaf mogelijk niet correct geladen.
2. Sluit de deur van de staafdoorvoer.
3. Druk op de [CURRENT COMMANDS] knop en ga naar het staafdoorvoer-tabblad.
4. Druk op de knop [F2]. De staafdoorvoer laadt en meet de staaf.
5. Open de deur van de staafdoorvoer en verwijder de korte staaf van de staafdoorvoerlade.
6. Open de deur van de operator en laad de staaf handmatig door de kauwplaat.
7. Druk op de knop [F3]. De staafdoorvoer laadt de duwstang en schuift de staaf naar voren.
8. Druk op de [HANDLE JOG]-knop en jog de staaf langzaam totdat de staaf is uitgelijnd met de boorkop of het verzamelvlak.
9. Trap op het voetpedaal om de klauwplaat te klemmen.
10. Druk de [F4]-knop om de referentiepositie in te stellen. Een pop-upvenster toont de voortgangsbalk tot de oorspronkelijke lengte? Druk op [Y] of [N] om de staaf te verplaatsen. Herhaal deze stappen voor de volgende korte staaf.